De Galiciërs worden gekenmerkt door kleine nederzettingen die dicht bij elkaar liggen en niet strikt gepland zijn, evenals boerderijen. De speciale Galicische woning is de pagliaso.

De nationale klederdracht wordt gedomineerd door donkere kleuren en dikke wollen stoffen, doeken, flanellen. De klederdracht van vrouwen bestaat uit een lange rok en een blouse met een corsage, als details – een cape rok (manteo) en een sjaal-dengue, die de rug bedekt en kruiselings op de borst wordt gebonden. De kleding van de vrouwen is meestal versierd met linten en barnstenen sieraden. De hoofdtooi is ook een sjaal. De klederdracht van de Galicische mannen bestaat uit een smalle (feestelijke) of wijde (alledaagse, voor het werk op het veld) broek tot op de knieën, overhemden, vesten en een kort jasje. De schoenen van mannen en vrouwen zijn leren laarzen.

De Galicische keuken staat bekend om zijn eenvoud en bescheidenheid. De nationale specialiteiten zijn zweetgallego, varkensworstjes (charisos), groentesoep (caldo gallego), reuzel met verschillende kruiden en roggebrood. Onder de dranken zijn wijn en likeur populair, net als elders in Spanje.

In de Galicische keuken was er tot voor kort een onuitgesproken verbod op het gebruik van paddenstoelen, des te verrassender omdat Galicië een bosrijk land is. De afkeer van paddenstoelen in de Galicische cultuur was zo sterk dat er zelfs een gezegde was: “De makkelijkste manier om te sterven is het eten van een paddenstoel.” Dit taboe verdween pas onder invloed van de globalisering.